Ergens in het najaar   van 1981 was ik er bij toen Gerard Mortier in het Stuc te Leuven zijn  opwachting maakte. Het Stuc organiseerde een debatreeks over de vraag of kunst nog wel kon in tijden van crisis. Het eerste debat  zou gaan over opera. Eerder dat jaar had ik met opera kennis gemaakt, aanvankelijk door er naar te luisteren en later met een eerste opvoering bij te wonen in de Munt. Opvallend vond ik het hoe amateuristisch  het er toen aan toe ging.  Ik was benieuwd naar het debat in  het Stuc, te meer daar we kennis konden maken met de nieuwe intendant van De Munt , Gerard Mortier dus.  Dertig, veertig man op de publiekstrappen en beneden drie stoelen en een grote muziekbox. Dat  was de setting.  Mortier had het gezelschap  van Erna Metdepenninghen en Eric De Kuyper. Nadat de organisator het thema had aangekondigd en de sprekers voorgesteld nam Mortier het woord. ‘Ik heb  helemaal geen zin om over centenkwesties  te discussiëren’,  zo stelde hij. ‘Opera kan en moet, ook in tijden van crisis’. Mortier zou die avond enkel spreken als hij over opera mocht  vertellen. En zo  geschiedde. Wij werden ingeleid in de wondere wereld van de opera. Mortier vertelde honderduit, Metdepenninghen en De Kuyper vulden gretig aan. Veel kwam aan bod, ook het sterven. ‘We  moffelen dat vandaag te veel weg’, zo stelde Mortier. ‘In de opera daar weten ze tenminste wat  sterven is. Nergens wordt zo mooi gestorven als in de opera’. We smolten helemaal weg.

Mortier zou zijn entree in de Munt ook vieren met Don Carlo van Verdi. Een opera over de   Vlamingen en de inquisitie . Het libretto werd er bijgehaald  en de dialoog tussen Filips de tweede  en de grootinquisiteur werd tot twee keer toe afgespeeld en becommentarieerd. In de Munt zouden Van Dam en Bastin (Mortier nodigde die avond alle aanwezigen  uit) de vertolkers zijn. Indrukwekkend! Ik bleef naar de Munt gaan en ook naar andere operahuizen  en zag het verschil. Rond de bezoeken aan de opera bouwden we  een vriendenkring. Een  absoluut hoogtepunt was voor mij de Tristan in 1985. Gwyneth Jones zong  de hoofdrol. Driemaal op rij zag ik haar sterven.

De laatste jaren zou mijn sympathie voor  Mortier bekoelen. Politiek volgde  ik hem niet. En hij werd bitter . Rancuneus? Zijn Claus-lezing in de Bourla  was sloganesk, de nuance was zoek.  Maar dat doet niets af aan mijn dankbaarheid. Die blijft.

Don Carlo is een bij uitstek Europese opera. Gecomponeerd door een Italiaan, in een officiële Franse en Italiaanse versie. Gebaseerd op een toneelstuk van een Duitser (Schiller), over Spanje, de Nederlanden  en met in de hoofdrollen het   opstandige Vlaanderen, alsook  een  dochter van Catharina De Medici . Een opera ook over vrijheid en liefde , veel liefde , onmogelijke liefde, gesublimeerde liefde. En sterven  in schoonheid. Leven is leren sterven. Gerard, bedankt.