Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Ertsberg ‘Reset’ het opus magnum van prof. emeritus Mark Elchardus. Ik kijk enorm uit naar dit boek. De voorbije jaren had ik het genoegen Mark Elchardus op verschillende van zijn lezingen te mogen inleiden. Daar waren in de week van 5 december 2016 ook twee lezingen in de Kempen bij. De eerste op 6 december in het kader van de Universiteit Derde leeftijd aan Thomas More, campus Geel, en de tweede op vrijdag 9 december voor de Orde van den Prince, afdeling Kempen, te Kasterlee. Elchardus besprak toen telkens zijn in 2015 verschenen boek ‘Voorbij het narratief van neergang’, uitgegeven bij Lannoo Campus. Ik maakte daar toen volgend verslag van. Misschien relevant om dat nog eens onder de aandacht te brengen.

De lezing van professor Elchardus handelde over de toekomstverwachtingen en de toekomstwensen van jongvolwassenen. Anno 2013 deed professor Elchardus hierover uitgebreid onderzoek. De bevindingen schreef hij neer in zijn boek: “Voorbij het narratief van neergang”. Tijdens de lezing gaf Elchardus een overzicht van de belangrijkste resultaten van dat onderzoek.
Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen: de wensen en verwachtingen van jongvolwassenen met betrekking tot het persoonlijke leven (job, loopbaan, gezin, kinderen, woning, woonomgeving, vrijetijdsbesteding…) enerzijds; en de verwachtingen van dezelfde jongvolwassenen met betrekking tot de gang van zaken in de samenleving anderzijds. Tegelijk werd gepeild naar hun wensen over de inrichting van de samenleving.
De enquête betrof een bevraging van 1964 jongvolwassenen, alle inwoners van België en tussen 25 en 35 jaar oud.
Tijdens de lezing zoomde de professor in op volgende vragen en antwoorden:
- Welke zijn de verwachtingen met betrekking tot het persoonlijke leven?
2. Welke zijn de verwachtingen met betrekking tot de gang van zaken in de samenleving?
3. Welke samenleving wil men?
4. Wie of wat kan helpen bij het verwezenlijken van de verwachtingen met betrekking tot het persoonlijke leven?
5. Wie of wat kan helpen bij het verwezenlijken van de verwachtingen met betrekking tot de samenleving?
Wat de verwachtingen ten aanzien van het persoonlijke leven betreft valt volgens de professor vooreerst een groot persoonlijk optimisme op.
Een goede 80% van de ondervraagden rekent erop de levenskwaliteit van de ouders te evenaren of te overtreffen. Globaal genomen omschrijft Elchardus deze generatie als een 75-25- generatie: 75 % die het zonder meer goed stelt en 25 % die het moeilijk heeft tot heel moeilijk.
Er is daarbij sprake van grote ongelijkheid. De sociaaleconomische kwetsbaarheid is veel groter bij de moslimbevolking, de laaggeschoolden en de Franstaligen. Wanneer men die drie kenmerken samenneemt (moslim, laaggeschoold en Franstalig), dan is 45 % werkloos. Daartegenover staat de combinatie van niet-moslim, Nederlandstalig en hooggeschoold waar maar 3% werkloos Is.
Afgezien van deze ongelijkheid stelt Elchardus dat het deze generatie globaal genomen goed gaat.
Om de verwachtingen over de maatschappelijke ontwikkelingen te meten werden de jongvolwassenen meerdere vragen voorgelegd.
Hier zijn de verwachtingen niet optimistisch, Elchardus stelt dat ze ronduit zwart zijn. Zo acht 90 % of meer het waarschijnlijk dat steeds meer bedrijven naar lagelonenlanden trekken, dat de pensioenen en de werkloosheidsuitkeringen lager zullen worden en dat de opwarming van de aarde voor steeds meer rampen zal zorgen. 80 à 90% gaat er van uit dat we steeds meer uren per week zullen moeten werken en dat de mensen die nog werk hebben, minder werkzekerheid zullen hebben. 70 à 80% stelt dat de werkloosheid nog zal toenemen, dat wie werk heeft onder slechtere arbeidsomstandigheden zal werken en dat grote groepen moslims zich niet zullen aanpassen aan de Europese cultuur en gewoonten. 60 à 70% tenslotte gaat ervan uit dat de relaties tussen moslims en niet-moslims in Europa gewelddadig zullen worden, dat terrorisme steeds meer slachtoffers zal maken en dat de onveiligheid zal toenemen. Noteer dat het onderzoek plaatsvond (2013) voor de aanslagen bij ons te lande.
Volgens Elchardus is hier sprake van declinisme, een geloof dat de samenleving in een neerwaartse spiraal zit. Of er echt neergang is laat hij in het midden. Dat is voorwerp van discussie, de literatuur desbetreffend wordt met de dag ruimer. Maar het leeft natuurlijk in de hoofden van de mensen als perceptie van wat er gebeurt en het is dat geloof en de gevolgen van dat geloof waar Elchardus het over heeft.
In dit verband rijzen twee vragen: wat bevordert het declinisme, is het meer bepaald een gevolg van persoonlijke bestaansonzekerheid? En wat zijn de gevolgen van dit declinisme?
Vandaag hanteert men gemakkelijk de these van de verliezers van de globalisering en de modernisering. De these luidt dat sommigen – vooral laaggeschoolden – door modernisering en globalisering in een zwakke sociaaleconomische positie belanden en bestaansonzeker worden. Daardoor ontwikkelen ze een negatieve kijk op de gang van zaken in de samenleving. Tenslotte brengt dat hen ertoe te stemmen voor xenofobe en populistische partijen.
Elchardus toont met zijn onderzoek aan dat deze these niet opgaat. Het is niet de persoonlijke bestaansonzekerheid die leidt tot declinisme en populisme; het omgekeerde is het geval. Het is het geloof in maatschappelijke neergang dat mensen bestaansonzeker doet voelen, in grote mate ongeacht hun sociaaleconomische situatie. Dit leidt dan vervolgens tot populisme en xenofobie.
Elchardus poneert dat de ondervraagden wel degelijk een verschil kunnen maken tussen een oordeel met betrekking tot hun eigen situatie en een oordeel met betrekking tot de algemene gang van zaken in de samenleving. Wanneer de ondervraagden hun eigen situatie inschatten is dat op basis van de eigen levensomstandigheden. Wanneer ze een oordeel vellen over de maatschappelijke ontwikkeling is dat op basis van wat er met anderen gebeurt en dat is dan vooral op basis van wat de media daarover berichten. De media hanteren een declinistische bril in die zin dat ze vooral de nadruk leggen op wat er verkeerd loopt. Elchardus verwijst ook naar de trieste pedagogie van de politiek. Die ziet overal steeds bedreigingen. Zowat alles is steeds ‘in gevaar’: voor de groenen is dat het klimaat, voor de socialisten de sociale zekerheid, voor de liberalen het economisch draagvlak, voor de nationalisten de identiteit.
Samengevat: het is niet persoonlijke bestaansonzekerheid die tot xenofobie en populisme leidt. Xenofobie en populisme zelf zijn een gevolg van het geloof in maatschappelijke neergang en dat laatste staat los van de eigen sociaaleconomische situatie.
In de enquête werd ook bevraagd welke samenleving de jongvolwassenen willen. Het antwoord luidt een samenleving die groen is, links, Belgisch en sterk gemeenschapsafbakenend. Met dit laatste wordt bedoeld dat immigranten die legaal het land binnenkomen pas sociale rechten krijgen als zij de taal van het land kennen en minstens drie jaar gewerkt hebben. De jongvolwassenen zijn verder sterk verdeeld over Europa en veiligheid.
Links en gemeenschapsafbakenend gaan in onze samenleving echter niet samen in die zin dat er geen politiek aanbod voor bestaat: kosmopolitisme is links, gemeenschapsafbakening is rechts. Er zijn geen politieke partijen die tegelijk links zijn én gemeenschapsafbakenend.
Tot slot legt Elchardus twee bronnen van politieke vervreemding bloot.
De eerst bron van vervreemding betreft het wantrouwen van de bevraagden ten aanzien van de politiek. Zo zegt 48% van de jongvolwassenen dat gaan stemmen geen zin heeft omdat de politici toch geen rekening houden met de mening van de mensen; 10% zegt geen politieke opvatting te hebben; en een andere 24% dat ze niet zullen gaan stemmen, blanco of gewild ongeldig zullen stemmen. Daarnaast is er een zeer grote vatbaarheid voor een populistisch discours.
De tweede bron van politieke vervreemding heeft te maken met het antwoord dat de bevraagden zelf geven op de vraag wie toekomst helpt te maken.
Om de persoonlijke toekomstwensen en toekomstdromen te helpen verwezenlijken rekent men op zichzelf, de partner, de familie en een portie geluk. De maatschappij is er voor de bevraagden een van de persoonlijke verantwoordelijkheid. Op de politiek rekent 16%, op God 13%.
Op de vraag op wie men rekent om de gewenste maatschappelijke toekomst vorm te geven wordt al wat meer verwezen naar de overheid, maar toch vooral naar wetenschap en technologie. Op de politiek rekent hier nog altijd maar 36% en 34% helemaal niet. Maar, zo stelt Elchardus, wetenschap en techniek volstaan niet om te kunnen voorzien in een goede baan, werkzekerheid, een veilige buurt, degelijk onderwijs voor de kinderen, goede verzorging bij ziekte. Daarvoor is vooral nood aan politieke en collectieve actie en daarin geloven de jongvolwassenen niet. Dat is de tweede bron van politieke vervreemding.
Omdat men beseft dat voor de maatschappelijke neergang geen technologische oplossing bestaat, blijft men aldus Elchardus gekluisterd aan neergang.
Er wacht ons dus een dubbele taak zo stelt hij: de dubbele politieke vervreemding bestrijden en het declinisme bestrijden. Als voorbeeld verwijst hij naar een concreet initiatief: een essaywedstrijd van P&V-stichting: (www.stichtingpv.be)
Een tip die de professor tijdens de vragenstonde bij Thomas More nog meegaf is dat het onderwijs meer moet inzetten op discussie en dat het daarbij de controverse en het conflict niet uit de weg mag gaan. Er wordt alleen gepraat over dingen die niet controversieel zijn, zoals het klimaat. Controversiële thema’s worden gemeden, conflictvermijding lijkt wel de boodschap. Daardoor ontstaat een valse indruk van consensus. Hoewel ik zelf links ben, zo merkte hij tot slot op, blijkt ons onderwijzend personeel vooral groen en links te zijn. Wat meer diversiteit op dat vlak zou geen slechte zaak zijn.
Piet Lamberts-Van Assche
Mol 07/06 /2017
