Juli 2023 bezocht ik met mijn familie de archeologische site van Sagalassos. Mijn familie heeft altijd een speciale belangstelling gehad voor het opgravingenproject van de KULeuven in Turkije. Mijn vader was sinds de start van de werken aan de Romeinse baden (eerste helft jaren 90 vorige eeuw) een gewaardeerd sponsor van het project. Tot op zekere hoogte is mijn familie dat tot op de dag van vandaag.
Mijn vorige bezoek aan Sagalassos dateerde van de zomer van 2013. In die tijd gaf ik les aan studenten sociaal werk bij Thomas More te Geel. Ik doceerde er de vakken economie en sociale economie en in het kader van de les sociale economie nodigde ik op 28 maart 2014 professor Jeroen Poblome en architecte Ebru Torun uit om een college te komen geven over het project. De les was bijzonder geanimeerd en nadien gingen de studenten graag met de twee sprekers op de foto. Het was een van de mooie momenten in mijn carrière als lector bij Thomas More.
Ik schreef daar toen een uitgebreid verslag over als leerstof voor mijn studenten. Ik zet die tekst nu integraal (zie hieronder) op mijn blog.
De bedoeling van de lezing indertijd was na te gaan hoe principes van duurzaamheid (daar draait het in sociale economie immers om) terug te vinden zijn in de resultaten van archeologisch onderzoek en in de manier waarop archeologen hun onderzoek maatschappelijk relevant maken.
De praktijk op de site van Sagalassos van vandaag beantwoordt nog steeds aan de in mijn tekst uit 2014 aangehaalde principes. Daarom kan ik hem zo overnemen. Ten opzichte van 2013 hebben zich wel een aantal evoluties voorgedaan. Zo is de man die het project einde jaren 80 vorige eeuw opstartte, professor Marc Waelkens (‘Marc Bey’ , ‘Mijnheer Marc’ in het Turks) inmiddels overleden. Ook mijn beide ouders die er in 2013 nog bij waren zijn niet meer. Professor Jeroen Poblome, sinds 1991 betrokken bij het project, heeft de algehele leiding ervan. Tot voor kort leidde hij ook de werkzaamheden ter plaatse, maar die taak ligt nu bij professor Peter Talloen, sinds 1995 betrokken bij het project. De Turkse architecte Ebru Torun ten slotte is niet meer werkzaam in Sagalassos. Ze werkt nu voor het British Museum en maakt zich o.a. verdienstelijk met een archeologisch project in Irak. Het Heroon in Sagalassos blijft een stille getuige van haar inspirerend engagement aldaar.
In mijn tekst uit 2014 legde ik ook sterk de nadruk op het openstellen van het project voor het grote publiek. De Turkse overheid heeft daar intussen werk van gemaakt. Er is ook een informatiecentrum met o. a. een grote maquette van hoe de stad er op een gegeven moment moet hebben uitgezien.
Hier dan mijn tekst (‘leerstof’) uit 2014 .
Algemene situering
Sinds 1990 trekt ieder jaar, van juli tot en met augustus, een interdisciplinair team van archeologen naar Turkije. Het team is internationaal samengesteld met een grote aanwezigheid van archeologen van de KULeuven. Een 100 tal km ten noorden van de badplaats Antalya werken ze, samen met mensen uit het stadje Aglasun, aan het opgravingsproject Sagalassos. Sagalassos, een oude Grieks-Romeins- Byzantijnse stad, ligt op een hoogte van +/- 1800 meter tegen de berghellingen van het Taurus gebergte. Het stadje Aglasun ligt aan de voet van die berghellingen. De Vlaamse Gemeenschap staat met haar project hoog aangeschreven bij zowel de plaatselijke bevolking in Aglasun, als bij de hogere autoriteiten in Ankara. Ook met de stad Burdur, de hoofdstad van de provincie en de plaats waar het archeologisch museum is gevestigd, zijn er goede betrekkingen. Op de site van Sagalassos zijn ieder jaar tijdens de campagnemaanden een 200 tal mensen actief.
Op 28 maart hadden wij in de les sociale economie professor Jeroen Poblome en architecte Ebru Torun, beide werkzaam aan de KULeuven, te gast. Zij gaven een college over het project en toonden ons twee dingen:
Ten eerste hoe archeologisch onderzoek een licht kan werpen op hoe mensen in het verleden gemeenschappen vormden en hoe ze zich verhielden tot de natuur.
Ten tweede hoe de resultaten van archeologisch onderzoek op duurzame wijze ten dienste kunnen worden gesteld van latere generaties.
Wat archeologie niet is
Wie niet vertrouwd is met archeologie gaat er van uit dat het enkel gaat om het blootleggen van wat oude stenen die dan vervolgens ten toon worden gesteld. De archeoloog is in die optiek een wat stoffig iemand die steeds met zijn neus in het zand zit. Wie geregeld film kijkt kan er ook een meer avontuurlijke voorstelling van hebben. De archeoloog is dan een avonturier die spectaculaire en kostbare dingen vindt die hij vervolgens tegen bandieten moet beschermen (type Indiana Jones 🙂 )
Wat archeologie wel is
Neen, archeologie is vandaag echt wat anders. Het betreft de studie van hoe binnen een bepaald territorium mensen, gedurende eeuwen zeg maar millennia met elkaar samenleefden en gemeenschappen vormden en hoe zij daarbij omgingen met de natuur en de daarin voorhanden rijkdommen. Er wordt onderzocht en beschreven hoe die gemeenschappen groeiden, hoe ze in interactie traden met andere gemeenschappen, eerst dichtbij in de buurt en dan steeds verder weg. Er wordt ook beschreven hoe mensen omgingen met de natuur, hoe ze die gebruikten en of ze dat deden op een duurzame of uitputtende, extractieve manier. Bij dergelijke archeologische projecten zijn niet alleen archeologen in de strikte zin betrokken en historici en taalkundigen, maar ook antropologen, biologen, geologen, zoölogen, architecten, bouwkundig ingenieurs, enz. Het is een multidisciplinaire, vakoverschrijdende discipline. Indrukwekkend zijn steeds de resultaten van de pollenonderzoeken. Men kan precies nagaan hoe de vegetatie in een bepaald gebied evolueerde en dit over de eeuwen heen. Men kan ook zien welke dieren er leefden, wat de mensen aten enzovoort. Vervolgens wat de mensen produceerden en hoe ze dat overal in het Middellandse Zee gebied verhandelden en volgens welke routes. Men ziet een samenleving evolueren van op zichzelf betrokken (autarkisch en lokaal) naar op de wereld betrokken (globaal).
Professor Poblome vertelde ons vooral over het verleden
Jeroen Poblome is de professor aan de KULeuven die voor het hele project verantwoordelijk is.
Het onderzoeksproject Sagalassos bestrijkt een groot gebied in het Taurusgebergte, een honderdtal km ten noorden van Antalya gelegen. Het project betreft niet alleen de opgravingssite zelf, maar ook het hele omliggende gebied.
Systematisch wordt onderzoek gedaan naar verschillende gemeenschappen die in die regio tot bloei kwamen en naar hun relatie met de stad Sagalassos.
Sagalassos kende zijn grootste bloei van circa 450 voor Christus, tot 300 na Christus. Maar het onderzoek betreft ook de millennia die daaraan voorafgingen.
Zo stellen de onderzoekers o.a. vast dat de eerste verschillen tussen arm en rijk opduiken tijdens het derde millennium voor onze jaartelling. Het is in die periode dat voor het eerst voorwerpen opduiken die wijzen op sociale differentiatie. Archeologen merken dit vooral aan wat er in de graven van de overledenen wordt meegegeven. Vanaf een bepaald ogenblik doen speciaal aardewerk, sieraden en andere statussymbolen hun intrede.
Uit onderzoek blijkt ook welke samenlevingsvormen duurzaam zijn of niet. Er zijn periodes waarin binnen een bepaald gebied boerderijen gedurende een langere tijd onbeschermd (dus zonder muren en wallen) kunnen gedijen. Dat wijst op een zeker evenwicht, tussen mensen onderling en tussen mens en natuur.
Tegelijk zien we op andere plaatsen koninkrijken ontstaan. Wanneer die gebaseerd zijn op uitputting van natuurlijke grondstoffen (bodem, bos, …) gaan die na een tijdje ten onder.
Met de teloorgang van die koninkrijken ontstaat Sagalassos: een stadsgemeenschap (polis) waarin men met behulp van wetten (nadat eerst het geschrift is ‘uitgevonden’) meer de nadruk tracht te leggen op gelijkheid.
Het verdere historische verloop
Terwijl De Grieken tussen 490 en 479 voor Christus hun vrijheidsoorlogen met de Perzen uitvechten (Marathon, en ‘the 300’, weet je wel) is Sagalassos een Pisidische stad. In het hele Middellandse Zeegebied, leefden niet alleen Grieken, Romeinen en Feniciërs, maar ook vele andere volkeren. De Pisidiërs waren er daar één van. Omstreeks 333 wordt Sagalassos opgenomen in het rijk van Alexander de Grote. Sagalassos wordt vanaf dan een Helleense (Griekse) stad. Vanaf de tweede eeuw na Christus wordt de stad Romeins. Voor alle duidelijkheid: het Romeinse Rijk was toen groter dan de Europese Unie nu. Het is in die periode dat Sagalassos, architectonisch gezien, zijn grootste bloei kent. Dit was mede te danken aan het feit dat de stad een keizerscultus mocht organiseren. Dit was goed voor het toerisme, de mensen kwamen op bedevaart naar dergelijke steden en brachten zo geld in de lade. Daarrond bouwde zich dan de hele stadscultuur verder uit. De twee belangrijkste keizers uit die tijd, Hadrianus en Marcus Aurelius (de goede keizer-filosoof uit de film Gladiator) – of was het Septimius Severus? – gaven hun zegen aan de stad. Rond Hadrianus werd effectief een keizerscultus georganiseerd.
Vanaf een bepaald ogenblik zien we dat privépersonen zich van elkaar trachten te onderscheiden. Ze sponsoren gebouwen in de stad om op te vallen, om erkenning te krijgen. Ze bluffen tegen elkaar op. ‘Kijk eens wat ik kan?’ Op een bepaald ogenblik is er zelfs sprake van een uit de echtgescheiden koppel dat elkaar met hun sponsoring van publieke gebouwen de loef tracht af te steken. Mooie architectonische realisaties zijn er het gevolg van. Het wijst op het meritocratische van de samenleving op dat ogenblik.
Ook de thermen vallen op. Dit zijn eigenlijk zwembaden. Meer nog dan bij ons nu, waren die thermen voor de Romeinen een soort ‘place to be’. Een ingenieus systeem van waterleidingen werd aangelegd om die zwembaden van water te voorzien. Al het water van de omringende bergflanken werd weg gekanaliseerd naar die baden. Tot nadeel van andere zaken… Verstoring van het evenwicht tussen mens en natuur is van alle tijden.
In de stad vinden we verder alles terug wat een antieke stad te bieden had: een gigantisch theater, een circus waar gladiatoren vochten, grote villa’s van rijken, markten, fonteinen waar men kleding ging wassen, kleinere behuizingen voor de arbeiders en de pottenbakkers, een industrieel terrein met vooral pottenbakkerijen, een sociaal huis (gildenhuis) en begraafplaatsen.
Tijdens de uiteenzetting legde professor Poblome sterk de nadruk op de verhouding mens-natuur. De te eenzijdige investering in prestigieuze gebouwen (vooral de zwembaden) was op de duur niet duurzaam zo betoogde hij. De hele waterhuishouding van de onmiddellijke omgeving werd erdoor ontregeld. Watervoorziening is ook vandaag een actueel thema. (De uiteenzetting deed mij bij momenten denken aan de boeken van Jared Diamond)
Professor Poblome had het vooral over het verleden. Maar hoe kunnen we nu de resultaten van al dit onderzoek dienstbaar maken voor de toekomst? Daarover ging het in de uiteenzetting van architecte Ebru Torun.
Ebru Torun kijkt naar de toekomst
Ebru Torun is architect. Zij studeerde in Ankara en volgt al vanaf 1998 het project. Sinds dat jaar heeft ze elke zomer in Sagalassos gewerkt. De vraag die haar de laatste jaren heeft beziggehouden is niet langer of we nieuwe zaken moeten blootleggen, maar eerder hoe wij de resultaten van de diverse opgravings- en restauratiecampagnes uit het verleden kunnen veilig stellen (consolideren zeg maar) voor de verdere toekomst. Sagalassos ligt hoog in de bergen. Tijdens de zomerperiode wordt er op de site gewerkt. Gedurende die periode komen ook geïnteresseerden de site bezoeken. Na de twee campagnemaanden wordt de site echter gesloten en voor een heel jaar aan de natuurelementen overgelaten. Tijdens de winter sneeuwt alles telkens opnieuw onder en de wisselende temperaturen tijdens de dauw veroorzaken vorstschade. Hoe dit alles waterbestendig en vorstbestendig maken?
De vragen die rijzen zijn de volgende: hoe doen we dit technisch en wie zal dat betalen?
Het verhaal van de techniek is niet meteen wat ons hier bezighoudt. Maar het is interessant erop te wijzen dat wetenschap en techniek niet stilstaan. De meest geavanceerde technologieën worden op de site uitgeprobeerd en toegepast.
Maar dit alles kost geld en dan rijst de vraag wie dat betaalt? Tot nu toe werd het hele project gefinancierd door de KULeuven – lees de Vlaamse Gemeenschap (en dus de belastingbetaler) – en door privésponsors. De financiering van het project is echter nooit gegarandeerd. In een klimaat van besparingen kan het gebeuren dat de Vlaamse Gemeenschap op de rem gaat staan en ook de privésponsors verbinden hun toezeggingen aan goede economische vooruitzichten. Het komt er dus op aan de inkomstenstroom over de jaren heen veilig te stellen. Dat kan enkel door alle stakeholders rond het verhaal te enthousiasmeren en de maatschappelijke relevantie van het hele project in het licht te stellen. Maatschappelijke relevantie en duurzaamheid, dat zijn twee doelstellingen van de sociale economie in de brede zin.
Wie zijn de ‘stakeholders’?
In Vlaanderen zijn dat de Vlaamse Overheid, de KULeuven, de ‘vrienden van Sagalassos (=sponsors), de medewerkers aan het project en de Vlaamse reisagentschappen.
In Turkije zijn dat de overheid in Ankara, de gouverneur van de provincie (die daar veel invloed heeft), de lokale overheid (het gemeentebestuur van Aglasun en het stadsbestuur van Burdur waar het museum is gevestigd), de toeristische sector en uiteraard ook de mensen uit Aglasun zelf die meer en meer bij het project betrokken geraken en er fier op zijn.
We zien dat zowel de overheid, de markt (toeristische sector) als de burgers in Vlaanderen en in Turkije bij de zaak betrokken worden.
En tenslotte zijn er ook contacten met andere (buitenlandse) universiteiten en internationale organisaties.
Bedoeling is de hele site gedurende een langere periode tijdens het jaar toegankelijk te maken voor een geïnteresseerd publiek en dat zijn in eerste instantie toeristen. Toeristen zorgen voor inkomsten. Het openhouden van de site gedurende een langere periode tijdens het jaar (nu kan men ze enkel tijdens de campagnemaanden bezoeken) vergt de nodige aanpassingen aan de infrastructuur.
Daarnaast dient ook het didactisch karakter te worden benadrukt. De multidisciplinaire onderzoeksresultaten van het hele onderzoeksteam (archeologen & co) dienen voor een groot publiek toegankelijk te worden gemaakt. Dat kan door de resultaten van het onderzoek op een bevattelijke manier voor te stellen.
Het hele project gaat gepaard met een toeristische ontsluiting van de streek. De bezoeker van Sagalassos bekijkt niet alleen de site, maar ook andere sites in de streek. Ook de ruige, indrukwekkende natuur uit de streek kan daarbij verkend worden. Ebru Torun werkt een toeristische marketing voor de streek uit, tot en met de folders. Daarbij let ze er op de mensen uit de streek zo nauw mogelijk bij dit alles te betrekken. Het is uiteindelijk hun project. Ebru Torun doet dit met respect voor mens (people) en natuur (planet), maar ook zodanig dat de hele zaak zo goed als mogelijk financieel zelf bedruipend kan worden (profit).
Voor de mensen uit de streek is Sagalassos een belangrijk project. Het stadje Aglasun, aan de voet van de berg is door het project open gebloeid. Het onderwijs heeft er een vlucht genomen en vele van de werklieden die tijdens de zomer op de site werken zijn opgeleid tot steenkappers die nu wereldwijd gevraagd worden. De site heeft een mondiale uitstraling.
Ten slotte is het interessant vast te stellen dat professor Poblome door de Turkse overheden om advies gevraagd wordt bij de ruimtelijke en ook economische ontsluiting van de streek. Zo heeft hij mee kunnen beletten dat een berg in de buurt van de site in concessie zou worden gegeven voor de uitbating van een steengroeve. Dit zou het esthetisch aspect van de site en de streek sterk hebben geschaad, om nog niet te spreken van de last veroorzaakt door het zware verkeer dat daar doorgaans mee gepaard gaat.
Besluit: bezoek je ooit de regio (Antalya) , vergeet dan zeker geen bezoek te brengen aan Sagalassos.
Wil je vriend worden van Sagalassos dan kan dat via volgende link:
https://www.arts.kuleuven.be/sagalassos/mecenas-nl
Piet Lamberts Van Assche (01/06/2014)